Met het beschikbaar inkomen kunnen huishoudens goederen en diensten kopen. In 2023 gaven huishoudens 90 procent van het inkomen, oftewel 471 miljard euro, uit aan consumptie. Dat was 7,7 procent meer dan in 2022. Deze groei is vooral toe te schrijven aan prijsstijgingen. Zou hiervoor gecorrigeerd worden, dan lag de consumptie 0,8 procent hoger dan een jaar eerder.
De reële groei van de consumptie door huishoudens in 2023 was beduidend kleiner dan in 2022. Toen was de consumptie door huishoudens met een volumegroei van 6,9 procent, ondanks een hoge inflatie, nog de groeimotor van de Nederlandse economie. Dat hangt echter samen met feit dat in 2022 voor het eerst sinds corona bijna het hele jaar de samenleving weer ‘open’ was. In 2021 gold in vijf van de twaalf maanden een harde lockdown. Consumenten gaven toen noodgedwongen minder uit aan diensten omdat die niet of nauwelijks beschikbaar waren.
Huishoudens gaven weliswaar ook in 2023 meer uit aan diensten zoals horeca, recreatie, cultuur, vervoer en communicatie, maar de groei hiervan was wel een stuk lager dan in 2022. Aan goederen gaven consumenten net als in 2022 minder uit dan een jaar eerder.
Het deel van het inkomen dat huishoudens niet uitgeven aan consumptie wordt de vrije besparingen genoemd. De vrije besparingen kwamen in 2023 uit op 52 miljard euro. Dat was 12,2 procent meer dan een jaar eerder. Over de vrije besparingen kunnen huishoudens vrij beschikken. Pensioeninleg behoort niet tot de vrije besparingen, maar tot de collectieve besparingen.
In 2020 bereikte de vrije besparingen met 72 miljard euro het hoogste niveau ooit. Dat komt vooral door corona. De lockdowns zorgden ervoor dat consumenten geen geld konden uitgeven aan horeca, recreatie en vakanties, terwijl het inkomen wel toenam dankzij de coronasteun van de overheid. In 2021 en 2022 daalden de besparingen met respectievelijk 8,1 en 30,3 procent, maar bleven nog boven het niveau van 2019. In 2023 waren de vrije besparingen ruim 28 procent groter dan in dat laatste jaar voor corona.
Door de bevolkingsgroei van 1 procent groeiden de consumptie en de vrije besparingen per inwoner iets minder sterk dan voor alle huishoudens samen. Gemiddeld gaf een inwoner ruim 26 duizend euro uit aan consumptie, 6,6 procent meer dan in 2022. Gecorrigeerd voor inflatie kromp de consumptie per inwoner in 2023 met 0,2 procent. Inwoners hebben in 2023 dus meer uitgegeven aan goederen en diensten, maar kregen er minder voor terug dan in 2022. De vrije besparingen kwamen uit op bijna 2,9 duizend euro per inwoner, ruim 11 procent meer dan een jaar eerder.
Consumptie (mld euro) | Vrije besparingen (mld euro) | |
---|---|---|
2010 | 290,9 | 25,2 |
2011 | 300,2 | 22,6 |
2012 | 300,7 | 22,8 |
2013 | 304,8 | 20 |
2014 | 309,7 | 24,9 |
2015 | 316,8 | 25,4 |
2016 | 323,1 | 32,1 |
2017 | 337,2 | 27,4 |
2018 | 352,3 | 32,2 |
2019 | 364,3 | 40,3 |
2020 | 348,7 | 72,1 |
2021 | 380,4 | 66,2 |
2022 | 437,4 | 46,1 |
2023 | 471,2 | 51,8 |
Consumptie (mld euro) | Vrije besparingen (mld euro) | |
---|---|---|
2010 | 290,9 | 25,2 |
2011 | 300,2 | 22,6 |
2012 | 300,7 | 22,8 |
2013 | 304,8 | 20 |
2014 | 309,7 | 24,9 |
2015 | 316,8 | 25,4 |
2016 | 323,1 | 32,1 |
2017 | 337,2 | 27,4 |
2018 | 352,3 | 32,2 |
2019 | 364,3 | 40,3 |
2020 | 348,7 | 72,1 |
2021 | 380,4 | 66,2 |
2022 | 437,4 | 46,1 |
2023 | 471,2 | 51,8 |
In 2023 namen de vrije besparingen van huishoudens naar verhouding sterker toe dan de consumptie. Daarnaast waren de besparingen ook als aandeel van het beschikbaar inkomen relatief hoog. Sinds 1995 was de spaarquote van huishoudens gemiddeld 13,6 procent. In 2023 was dat 14,5 procent. In de coronajaren 2020 en 2021 waren deze aandelen 22,0 en 19,1 procent.
Huishoudens kunnen de besparingen op verschillende manieren gebruiken. Ze kunnen bijvoorbeeld geld op de spaarrekening zetten, aandelen kopen of schulden aflossen, en zo hun financieel vermogen versterken. Ze kunnen echter de besparingen ook gebruiken voor investeringen in niet-financieel bezit en op die manier het niet-financieel vermogen vergroten. Bij huishoudens gaat het bij het niet-financieel vermogen vooral om investeringen in (nieuwbouw)woningen.
Een aankoop van een bestaande woning is een investering van het ene huishouden, maar in de meeste gevallen een desinvestering voor het andere, zodat er per saldo geen investering resteert. Uitzondering is een geval waarin een huishouden een bestaande woning koopt van een niet-huishouden, zoals een woningbouwcoöperatie of een particuliere belegger die niet tot de sector huishoudens wordt gerekend. Kosten van verbouwingen worden ook toegerekend aan de investeringen.
In 2023 waren de vrije besparingen van de huishoudens samen 5,6 miljard euro hoger dan in 2022. Het grootste deel van deze extra besparingen in 2023 is gebruikt om het financieel vermogen (exclusief pensioeninleg) te verbeteren. Het saldo financiële transacties in bezittingen en schulden was in 2023 bijna 4,8 miljard euro minder negatief dan in 2022. De investeringen in niet-financieel bezit waren 1,9 miljard euro hoger dan in 2022.